Agogiek


-Opvoedvraag: Hoe leer ik mijn kind goed omgaan met Social Media?-

Ik heb gebruik gemaakt van een mindmap om alle belangrijke theorie overzichtelijk bij elkaar te zetten. Op deze manier was het voor mezelf duidelijk wat ik in mijn showcase wilde zetten. 

Wat houdt opvoeden in?

Opvoeding is alle omgang tussen ouder en kind waarbij de ouder gericht een relatie met het kind aangaat. In deze omgang biedt de ouder het kind liefde, geborgenheid, veiligheid, intimiteit, aandacht, grenzen, instructie, ondersteuning en controle. Hierdoor zal het kind tot zelfontplooiing komen en over het nodige zelfvertrouwen, zelfstandigheid en zelfredzaamheid beschikken wat nodig is voor zijn verdere leven.

4 basisdimensies van opvoeden:

Er zijn 4 basisdimensies die nodig zijn bij het opvoeden:

  1. Ondersteuning bieden
  2. Instructie geven
  3. Controle uitoefenen
  4. Grenzen stellen

 

1. Ondersteuning bieden:

Het opvoedgedrag van de ouder drukt liefde en zorg voor het kind uit dat gericht is op het fysieke en emotionele welzijn van het kind. Hierdoor voelt het kind zich begrepen en geaccepteerd. Voorbeelden van ondersteunend opvoedgedrag zijn: het kind bemoedigen, het kind accepteren zoals hij/zij is, het kind helpen, samenwerken met het kind, affectie tonen aan het kind en liefdevol omgaan met het kind. Het is verder als ouder belangrijk om aandacht en interesse te tonen voor de handelingen, gedragingen en signalen van het kind en hier als ouder er adequaat op te reageren.

 

Een voorbeeld vanuit de casus:
De ouders van Sarah hebben de signalen opgevangen dat er iets mis was met Sarah. De signalen hierbij waren: gedragsverandering, veel ruzie maken met vriendinnen via de telefoon, slechte resultaten halen op school. De ouders hebben hier adequaat op gereageerd door Sarah aan te spreken op haar gedrag en door haar telefoon na te kijken. Hierdoor is uitgekomen dat zij contact had met die jongen die dit veroorzaakte.

 

2. Instructie geven:

Instructie geven houdt in dat de ouder duidelijk maakt aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht wordt. Het kind zal door de instructies die het van de ouder krijgt steeds beter in staat zijn om zelf beslissingen te nemen en zelfstandig door het leven te gaan.

 

Een voorbeeld vanuit de casus:
De ouders proberen Sarah nu te leren dat ze niet zomaar iedereen op internet kan vertrouwen met haar privézaken. Wanneer Sarah dit geleerd heeft zal zij verantwoordelijker omgaan met internet wat een positief resultaat heeft voor haar verdere leven. 

 

3. Controle uitoefenen:

Er zijn twee manieren waarop ouders controle kunnen uitoefenen:

  1. Autoritaire controle
  2. Autoritatieve controle

Autoritaire controle wordt omschreven als het opvoedgedrag waarbij de ouder druk uitoefent op het kind om correct gedrag te vertonen. Hierbij spelen macht en gezag van de ouder ten opzichte van het kind een centrale rol. De eigen behoeften van het kind worden ondergeschikt gemaakt aan die van de ouder(s). Door strikte regels wordt de bewegingsvrijheid en de autonomie van het kind ondermijnd. Bij deze vorm van controle is geen sprake van gelijkwaardigheid tussen ouder en kind. 

 

Autoritatieve controle wordt omschreven als het opvoedgedrag van de ouder waarbij uitleg gegeven wordt aan het kind en eisen worden gesteld aan zijn/haar zelfstandigheid. De ouder geeft het kind informatie, instructie, suggesties en aanwijzingen voor het gewenste gedrag. Autoritatieve controle biedt de ouder(s) de mogelijkheid om ongewenst gedrag te bestraffen maar ook om gewenst gedrag te belonen. De ouder onderhandelt met het kind op basis van gelijkwaardigheid en houdt rekening met de specifieke persoonlijkheid van het kind. Deze vorm van controle heeft vaak een positief effect omdat op deze manier het kind in staat is om zelf zijn weg te vinden in de richting van rijp gedrag. 

 

Een voorbeeld vanuit de casus:
De ouders van Sarah maken gebruik van autoritatieve controle. Ze stellen duidelijke regels aan Sarah met betrekking tot het telefoongebruik maar deze worden gesteld om gewenst gedrag te bereiken. Door deze regels zal Sarah in de toekomst verantwoordelijker omgaan met internet wat voor zelfstandigheid zorgt. 

 

4. Grenzen stellen:

Grenzen stellen heeft te maken met de wijze waarop de ouders het kind bestraffen of belonen om gewenst gedrag aan te leren. Het stellen van grenzen vereist consequent gedrag van de ouders. Zij moeten standvastig zijn wanneer zij een beslissing hebben genomen. Bij consequent gedrag van de ouders, is het kind ook het meeste bij gebaat. Wanneer aan het kind duidelijke grenzen worden gesteld, voelt het zich ook serieus genomen en voelt het de liefde en betrokkenheid van de ouders. De ouders tonen respect voor de eigenheid van het kind en bieden de gelegenheid om zijn/haar eigen wijze te ontwikkelen. 

 

Een voorbeeld vanuit de casus:
Na de gebeurtenis, genoemd onder het kopje Casuïstiek, hebben de ouders besloten dat Sarah haar telefoon niet meer mee naar boven mag nemen. Zij vertonen standvastig gedrag bij deze beslissing. Sarah vraagt soms of ze toch de telefoon mee naar boven mag nemen, de ouders weigeren dit keer op keer. Sarah vindt dit niet altijd leuk maar zo zijn nu eenmaal de regels. 

 

Ontwikkelingsfasen,- taken en opvoedingsopgaven:

Een kind doorloopt verschillende stadia in zijn leven. Deze stadia zijn de ontwikkelingsfasen. Er zijn een aantal ontwikkelingsfasen namelijk:

  • Baby/peutertijd (0-2 jaar)
  • Peuter/ kleutertijd (2-4 jaar)
  • Basisschoolperiode (4-12 jaar)
  • Adolescentieperiode (12-18 jaar)

Binnen elke ontwikkelingsfasen zijn een aantal vaardigheden die het kind gedurende deze periode moet leren. Deze vaardigheden worden ontwikkelingstaken genoemd. 

Om iedere ontwikkelingsfase succesvol te doorlopen, heeft het kind steun en hulp van de ouder(s) nodig. De hulp die de ouders het kind bieden, worden opvoedingsopgaven genoemd. 

 

Baby/peutertijd (0-2 jaar):

Tijdens deze periode speelt de veilige hechting een belangrijke rol. De hechting met de moeder verloopt via een proces van generalisatie naar discriminatie. Hierbij leert de baby de moeder te onderscheiden van vreemden. Dit wordt discriminatie genoemd. 

In deze periode begint ook steeds meer het imitatiegedrag van de peuter. Hierbij zal de peuter de ouder nadoen of wil het helpen met klusjes in huis en zal het steeds meer zaken zelf willen doen.

De ouders hebben als opvoedingsopgave de taak om ervoor te zorgen dat de verzorgingsrituelen soepel verlopen en dat ze sensitieve en responsieve interactie aanbieden. Dit zal het hechtingsproces helpen. Verder hebben ouders de taak om beschikbaar te zijn voor hun kind en ook ruimte te geven maar toch steun te bieden. 

 

Peuter/kleutertijd (2-4 jaar):

Binnen deze periode heeft het kind de taak om representationele vaardigheden eigen te maken. Hierbij leert het kind zich iets voor te stellen dat er niet (meer) is. Deze capaciteit ligt ten grondslag aan het vermogen tot imitatie. De opvoedingsopgave van de ouder is om toe te zien op de cognitieve ontwikkeling van het kind. 

Tijdens deze periode zal het kind leren omgaan met leeftijdsgenootjes. Het is belangrijk dat het kind leert om niet voortdurend in conflict te zijn met leeftijdsgenootjes maar zich ook niet van het af te zonderen. De opvoedingsopgave van de ouder is om mogelijkheden te creëren voor het kind om met leeftijdsgenoten om te gaan.

Ook zal het kind zich een deze fasen het vermogen leren om zich aan te passen aan de eisen die de ouder stelt. De opvoedingsopgave van de ouder is ervoor te zorgen dat er duidelijke regels gesteld worden. Hierdoor leert het kind zich makkelijker aan de regels te houden en weet het kind waaraan hij toe is.

Aan het einde van deze fase raakt het kind geïnteresseerd in sekseverschillen en begint het zich seksespecifiek te gedragen. De ouder legt bewust/onbewust meer nadruk op een seksespecifieke benadering van het kind.

 

Basisschoolperiode (4-12 jaar):

Tijdens deze fase zal het kind een aantal vaardigheden op school leren zoals lezen, schrijven en rekenen. Het kind wordt zelfstandiger en begint zijn eigen plan te trekken en omgaan met leeftijdsgenoten neemt een grotere rol in zijn leven in. Tegen het einde van deze fase is het kind bezig over te gaan naar de preadolescentiefase. In deze periode wordt het kind mondiger en verandert het gedrag. Hierbij zal het kind de grenzen thuis en op school gaan aftasten. Verder treden er lichamelijke en hormonale veranderingen op. Het kind wordt zich meer bewust van zijn/haar seksespecifieke rol en richt zich hierdoor meer op het andere sekse. 

De ouders hebben als opvoedingstaak om het kind de gelegenheid te geven voor omgang met leeftijdgenoten. Een democratische en warme opvoedingsstijl waarin het kind veiligheid en intimiteit ervaart van de ouder heeft een positieve uitwerking op de ontwikkeling van het kind. 

 

Adolescentieperiode (12-18 jaar):

De adolescentieperiode wordt ook wel de pubertijd genoemd. Tijdens deze fase ontwikkelt de jongere een eigen waardensysteem. Hierbij speelt de omgang met leeftijdgenoten, met name de omgang met leeftijdgenoten van het andere sekse, een belangrijke rol. Tijdens deze fase is de jongere op zoek naar zijn/haar eigen identiteit. De jongere zal tijdens deze fase ook een eigen visie op schoolkeuze, toekomstig beroep en de samenleving ontwikkelen. De opvoedrelatie zal veranderen omdat de jongere zich gaat losmaken van de ouder. Dit zal voor zelfstandigheid zorgen. 

Tijdens deze fase is het belangrijk dat de ouder leeftijdadequate grenzen stelt. De ouders moeten ondersteuning bieden op het gebied van school, toekomstig beroep en relaties. Verder is het belangrijk dat ouders de verantwoordelijkheid aan de jongere overdragen en de keuzes die jongere maakt accepteert, ook al zijn ze het er zelf niet (helemaal) mee eens.

 

Betrekking op de casus:

Sarah valt net in de adolescentiefase. De ouders merken dat ze inde de pubertijd zit omdat ze veel omgaat met leeftijdsgenoten, via Social Media en persoonlijk contact. Sarah is op zoek naar haar eigen identiteit. Dit is o.a te zien aan haar kledingsmaak. Zij houdt ervan om merkkleding te dragen. Op deze manier komt zij achter haar eigen identiteit. 

De omgang met leeftijdsgenoten van het andere sekse speelt ook een belangrijke rol. De casus is hier deels op gebaseerd omdat zij contact heeft gehad met een jongen via een Social Media forum die zich anders voordeed. 

 

Opvoedingsstijlen:

De wijze waarom de ouder invulling geeft aan de opvoedrelatie komt tot uiting in zijn opvoedingsstijl.

Er zijn verschillende opvoedingsstijlen waarvan ouders gebruik kunnen maken, namelijk:

  • De autoritaire opvoedingsstijl
  • De autoritatieve opvoedingsstijl
  • De toegeeflijke/permissieve opvoedingsstijl
  • De verwaarlozende opvoedingsstijl

 

De autoritaire opvoedingsstijl:

De kenmerken van een autoritaire opvoedingsstijl:

  • Er is een hoge mate van controle en weinig responsiviteit van de ouder richting het kind
  • Er is geen evenwicht tussen de wensen van de ouder en de wensen van het kind
  • Het communicatiepatroon is dat van een bevelshuishouden waarbij de ouder geen tegenspraak duldt van het kind

 

Een aantal nadelen van deze opvoedingsstijl:

  • Deze opvoedingsstijl kan bijdragen tot het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld, weinig zelfvertrouwen en afhankelijkheid
  • Er is een verhoogde kans op het ontwikkelen van gedragsproblemen
  • Het kind vertoont vaak agressief gedrag ten opzichte van anderen
  • Het kind vertoont weinig sociale initiatieven en is minder spontaan. Hierdoor blijft het achter in zijn persoonlijke ontwikkeling

 

Een aantal voordelen van deze opvoedingsstijl:

  • Soms kan een autoritaire opvoeding tijdelijk goed zijn voor het kind bijvoorbeeld wanneer het kind structuur en duidelijke grenzen nodig heeft
  • Het kind weet precies hoe het zich moet gedragen en weet wat de ouders verwachten

 

De autoritatieve opvoedingsstijl:

De kenmerken van een autoritatieve opvoedingsstijl:

  • Hoge mate van betrokkenheid van de ouder
  • Warm en liefdevol gedrag van de ouder richting het kind
  • Het communicatiepatroon is dat van een onderhandelingshuishouden waarbij ouder en kind met elkaar overleggen op basis van gelijkwaardigheid

 

Een aantal nadelen van deze opvoedingsstijl:

  • Deze opvoedingsstijl vergt veel tijd en energie. De ouder moet uitleggen aan het kind waarom iets wel of niet mag
  • Het gevaar bestaat dat het kind te mondig en vrij wordt

 

Een aantal voordelen van deze opvoedingsstijl:

  • Door deze manier van opvoeden worden het zelfvertrouwen, de zelfredzaamheid en de zelfstandigheid van het kind gestimuleerd
  • Er is sprake van wederzijdse openheid tussen ouder en kind
  • Het kind heeft minder gedragsproblemen

 

De toegeeflijke/permissieve opvoedingsstijl:

De kenmerken van een toegeeflijke opvoedingsstijl:

  • Er is weinig tot geen betrokkenheid van de ouder richting het kind
  • Het kind wordt aan zijn lot overgelaten. Het moet zelf uitzoeken wat goed voor hem is
  • De ouder stelt geen eisen en grenzen ten opzichte van de ontwikkeling van het kind

 

Een aantal nadelen van deze opvoedingsstijl:

  • Het kind leert geen grenzen kennen
  • Het kind ervaart geen ondersteuning van de ouder
  • Het kind krijgt weinig feedback van de ouder

 

Een aantal voordelen van deze opvoedingsstijl:

  • Er is gelijkwaardigheid tussen ouder en kind
  • Er zijn weinig tot geen conflicten tussen ouder en kind omdat het kind alles mag

 

De verwaarlozende opvoedingsstijl:

De kenmerken van een verwaarlozende opvoedingsstijl:

  • De ouder heeft geen aandacht voor het kind
  • Het kind kan zijn gang gaan zonder controle, ondersteuning, instructies en grenzen van de ouder (4 basisdimensies)
  • Er bestaat geen opvoedrelatie tussen de ouder en het kind

 

Een aantal nadelen van deze opvoedingsstijl:

  • Het kind leert niets van de ouder omdat het geen instructies, ondersteuning en grenzen krijgt aangeboden
  • Het kind ontwikkelt geen zelfvertrouwen
  • Vaak is de zelfredzaamheid van het kind niet positief ontwikkeld

 

Een aantal voordelen van deze opvoedingsstijl:

  • De ouder heeft alle tijd voor zichzelf
  • Het kind hoeft geen verantwoording af te leggen aan de ouder

 

Betrekking tot de casus:

Na deze opvoedingsstijlen met elkaar vergeleken te hebben, maken de ouders van Sarah, naar mijn mening, gebruik van de autoritatieve opvoedingsstijl. De ouders van Sarah zijn erg betrokken. Vanaf het moment dat ze erachter zijn gekomen dat zij contact had met die jongen, hebben ze gelijk ingegrepen. De moeder van Sarah vertelde dat voordat dit gebeurde, Sarah met problemen naar hun toe kwam voor advies en hulp. Maar sinds zij met die jongen in contact is geweest, is de openheid minder geworden. Deze begint nu weer langzaam terug te komen. 

De ouders van Sarah hebben tijdelijk gebruik gemaakt van de autoritaire opvoedingsstijl. Na deze gebeurtenis, hadden zij in hoge mate controle op Sarah. Ze waren zelf natuurlijk ook geschrokken en wilden ervoor zorgen dat het weer goed kwam met Sarah. Hierbij had Sarah structuur en duidelijke grenzen nodig. Nu maken de ouders nog altijd gebruik van regels en grenzen maar minder controlerend dan kort na de gebeurtenis.

 

Gezinstypen:

Er zijn een aantal gezinstypen. Deze schetsen de mate van gezinscohesie, geven inzicht in de verhoudingen tussen ouders en kind(eren) en tussen broers en zussen onderling.

De gezinstypen zijn:

  • Het kluwengezin
  • Het half open / half gesloten gezin
  • Het loszandgezin

 

Het kluwengezin:

Een aantal kenmerken van een kluwengezin:

  • Er is sprake van een grote gezinscohesie, de gezinsleden zijn erg betrokken bij elkaar
  • Het gezin isoleert zich van de buitenwereld
  • Het kind wordt belemmerd in zijn zelfstandigheid. Hierdoor kan het zichzelf niet redden zonder de aanwezigheid van gezinsleden
  • De ouder houdt geen rekening met de autonomie van het kind waardoor het zijn eigenheid niet kan ontwikkelen

 

Het half open/half gesloten gezin:

Een aantal kenmerken van een half open/half gesloten gezin:

  • Er is een hoge mate van betrokkenheid bij andere gezinsleden
  • De communicatie in het gezin is open en gelijkwaardig
  • De ouder biedt het kind intimiteit en veiligheid
  • Zelfstandigheid, zelfredzaamheid en zelfvertrouwen worden gestimuleerd
  • Het gezin stelt zich open voor hulp van buitenaf

 

Het loszandgezin:

Een aantal kenmerken van een loszandgezin:

  • Er is geen sprake van gezinscohesie, de gezinsleden leven langs elkaar heen
  • De ouders zijn onbereikbaar voor het kind en anderen buiten het gezin
  • Basisveiligheid ontbreekt
  • Het kind moet snel volwassen worden
  • Het kind moet zichzelf vormen omdat het geen grenzen, ondersteuning, instructie en controle krijgt aangeboden van de ouders

 

Betrekking tot casus:

Het gezin van Sarah ziet eruit als een half open/half gesloten gezin. De ouders stellen zich open voor hulp van buiten af. Na de gebeurtenis heeft het gezin hulp gekregen van de politie en een aantal instanties. Op deze manier bieden de ouders Sarah veiligheid. Er is afgesproken dat Sarah de ouders vertelt wanneer ze ergens mee zit of als ze problemen ervaart, toen ze contact had met die jongen deed ze dit namelijk niet. De ouders hebben ook hulp geaccepteerd van familieleden. Sarah is een aantal dagen bij haar tante blijven slapen zodat de ouders de gebeurtenis konden verwerken en zodat Sarah even in een andere omgeving was.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb